-
1 tear down a building
tear down a building -
2 tear
n. traan; scheur; vrolijk maken--------v. rennen, stormen; scheuren, stuk gaan; rukken, trekken; verscheurentear1[ tiə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 traan♦voorbeelden:move someone to tears • iemand aan het huilen brengen————————tear2[ teə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 scheur2 flard————————tear3————————tear4♦voorbeelden:3 tear at something • aan iets rukken/trekken→ tear into tear into/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:tear across • doormidden scheurentear in half/two • in tweeën scheuren -
3 kast
3 [gebouw, voer-, vaartuig] 〈m.b.t. huis〉 baraque 〈v.〉; 〈m.b.t. vaartuig〉 rafiot 〈m.〉; 〈m.b.t. auto〉 tacot 〈m.〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 iemand op de kast jagen, krijgen • faire monter qn. (à l'arbre)een kast van een huis • un véritable château
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Французский